In haar noot in het tijdschrift Jurisprudentie Erfrecht (JERF 2024/8) bespreekt Leonie Rammeloo de uitspraak van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam van 30 juli 2024. Die beslissing gaat over het handelen van een partij-notaris jegens een legitimaris. De notaris heeft aanvankelijk een inleidend gesprek over het testament van moeder gevoerd met beide zusters – de ene is erfgenaam en executeur, de ander is onterfd en dus legitimaris – en is circa drie weken later de erfgenaam bij gaan staan. In zijn brieven stelt hij tegenover de legitimaris dubieuze voorwaarden, zoals dat de eigen adviseur van de legitimaris niet bij een gesprek aanwezig mag zijn en dat zij stukken alleen per aangetekende post kan aanleveren. Deze verwijten (en meer) worden in de noot onder de loep genomen.