In haar noot in het tijdschrift Jurisprudentie Erfrecht (JERF 2024/8) bespreekt Leonie Rammeloo de uitspraak van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam van 30 juli 2024. Die beslissing gaat over het handelen van een partij-notaris jegens een legitimaris. De notaris heeft aanvankelijk een inleidend gesprek over het testament van moeder gevoerd met beide zusters – de ene is erfgenaam en executeur, de ander is onterfd en dus legitimaris – en is circa drie weken later de erfgenaam bij gaan staan. In zijn brieven stelt hij tegenover de legitimaris dubieuze voorwaarden, zoals dat de eigen adviseur van de legitimaris niet bij een gesprek aanwezig mag zijn en dat zij stukken alleen per aangetekende post kan aanleveren. Deze verwijten (en meer) worden in de noot onder de loep genomen.
Wat kunnen advocaten en notarissen leren uit de tuchtrechtspraak over de Wwft?
Voor de FRP antiwitwas special schreven Leonie Rammeloo en Sophie Knijnenburg een artikel over de rol van de Wwft in het notariële en advocatuurlijke tuchtrecht. Aan de hand van tuchtrechtspraak vanaf 2018 wordt voor beide beroepsgroepen een overzicht geschetst van de verschillende onderwerpen die in het tuchtrecht aan de orde komen en hoe daarover door de tuchtrechters wordt geoordeeld.
De Kamer voor het notariaat Den Haag heeft op 16 oktober 2024 geoordeeld dat een schikkingsvoorstel van een notaris, met als voorwaarde de intrekking van een tuchtklacht, tuchtrechtelijk laakbaar is. Martine Höfelt van ons kantoor vindt dit te ver gaan. Een schikking is een effectief middel om conflicten op te lossen zonder onnodige juridisering. Een categorisch verbod kan notarissen onnodig beperken in hun professionele vrijheid.
Lees meer in de noot van Martine Höfelt in de eerste editie van 2025 van het Tijdschrift Tuchtrecht van Sdu: TT-01-2025_10_Höfelt
Het is vaste rechtspraak dat de geheimhoudingsplicht van een notaris zich in het algemeen niet uitstrekt tot de wijze waarop hij te werk gaat. Daarom mag hij zijn werkwijze in het dossier van de cliënt in algemene bewoordingen beschrijven. Een notaris kan in zijn verweer echter niet verklaren wat hij met de cliënt heeft besproken of wat de cliënt hem heeft toevertrouwd.
Regelmatig gebeurt het dat een notaris te weinig informatie aan een belanghebbende verstrekt en/of te snel een beroep doet op zijn geheimhoudingsplicht. Vaak is het echter goed mogelijk om, zonder de geheimhoudingsplicht te schenden, toch een toelichting te geven op de gang van zaken die hebben geleid tot de totstandkoming van een akte en/of op de manier waarop de notaris zich een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van een cliënt, inclusief zijn eigen waarneming van die cliënt.
In het Tijdschrift Tuchtrecht (Sdu) publiceerde Martine Höfelt een noot bij een beslissing van de Notariskamer van het Hof. Anders dan de meeste tuchtrechtelijke uitspraken over dit onderwerp gaat het in deze procedure over de grenzen van de geheimhoudingsplicht van een notaris niet over een familierechtelijke kwestie, maar over een vennootschapsrechtelijke kwestie. Het Hof oordeelde dat de notarissen terecht een beroep hebben gedaan op de geheimhoudingsplicht bij een inschrijving in het Handelsregister.
In deze uitspraak hanteert de Notariskamer van het hof de vaste maatstaf voor de beoordeling van de zorg- en onderzoeksplicht van een notaris bij vertegenwoordiging van een vennootschap als comparant in een akte. Die maatstaf bepaalt dat een notaris zich er bij een akte, waarin een vennootschap een rechtshandeling verricht, van moet vergewissen dat de vertegenwoordiger van deze vennootschap bevoegd is de in de akte opgenomen rechtshandelingen te verrichten, maar dat deze zorgplicht niet zover gaat dat de notaris ook onderzoek moet doen naar slechts intern werkende statutaire goedkeurings- of besluitvormingseisen. Dit is slechts anders als er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de notaris hier wél onderzoek naar moet doen.
Hoewel de kamer voor het notariaat in eerste aanleg geen bijzondere omstandigheden aanwezig achtte en de klacht over het niet uitvoeren van nader onderzoek ongegrond verklaarde, oordeelt het hof dat de klacht gegrond is. Er was volgens het hof wel degelijk sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden.
In deze noot wordt de toepassing van deze maatstaf in de tuchtrechtspraak geschetst en komt de vraag aan de orde of in deze kwestie nader onderzoek naar intern werkende statutaire goedkeurings- of besluitvormingseisen soelaas had geboden. Hier lijkt eerder sprake van een situatie waarin de notaris op basis van een zekere zorgplicht voor de belangen van derden nader onderzoek had moeten doen en zijn medewerking had moeten weigeren.
Een noot bij een uitspraak over de advocaat als onderzoeker, waarin het Hof van Discipline een aantal nuttige vuistregels benoemt voor het zorgvuldig verrichten van onderzoek ten behoeve van de cliënt.
Lees hier de noot van Gerrit Jan Pulles in aflevering 3 van het Tijdschrift Tuchtrecht 2024 van Sdu: TT 12 juli 2024 afl 3 Pulles
De kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt in zijn vonnis van 20 december 2023 een testament uit 2016 op basis van een uitgebreid deskundigenbericht (na het overlijden van de erflater). In dit deskundigenbericht heeft een geriater de geestelijke toestand van de erflater tijdens het opmaken van het testament bij de notaris -achteraf – beoordeeld. Waar de tuchtrechter in diezelfde kwestie eerder had geoordeeld dat de notaris géén verwijt trof bij de bepaling van de wilsbekwaamheid en vrije wilsvorming van de erflater tijdens het opstellen en passeren van de akte, heeft de kantonrechter het testament vernietigd en daarmee de visie van de deskundige over de geestelijke vermogens van erflater overgenomen.
Leonie Rammeloo heeft een noot bij dit vonnis geschreven in het tijdschrift Jurisprudentie Erfrecht (JERF 2024/4) en bespreekt daarin deze kwestie onder verwijzing naar de testamentaire praktijk en de tuchtrechtspraak over het beoordelen van wilsbekwaamheid. Ook gaat zij in op de notariële geheimhoudingsplicht in het licht van de door de notaris afgelegde verklaringen in de procedure bij de kantonrechter.
Deze opvallende tuchtrechtelijke beslissing – over de vraag of het ‘seksuele gedrag’ van de notaris de eer en het aanzien van en het vertrouwen in het notariaat heeft geschaad – heeft al de nodige aandacht van de pers heeft gekregen. NRC wijdde er zelfs twee volle pagina’s aan en noemde de notaris (en zijn kantoor) bij zijn volledige naam.
Omdat deze zaak nog onder de rechter is, geef ik in deze annotatie bewust nog niet mijn visie op de tuchtrechtelijke beoordeling en de hoogte van de maatregel. Wel ga ik in deze annotatie in op de norm die de tuchtrechter hanteert bij de beoordeling van privé handelingen (en wanneer er al dan niet sprake is van privé handelingen van een notaris) en onderzoek ik waar de grens ligt tussen het privéleven van een notaris en de uitoefening van zijn publieke functie. Onder welke omstandigheden zou de tuchtrechter hier wellicht anders hebben geoordeeld?
Lees hier de noot van Martine Höfelt in aflevering 2 van het Tijdschrift Tuchtrecht 2024 van Sdu: TT-02-2024_20_Höfelt
Ondanks het feit dat de tuchtprocedure van klager tegen de notaris was afgerond, was de notaris niet van deze klager af. In een nieuwe tuchtprocedure beklaagde de klager zich over het verweer van de notaris in de eerdere tuchtprocedure.
Mag een klager zich daarover beklagen of kan de notaris in zo’n geval met succes een beroep doen op het ne bis in idem-beginsel? En hoe kan een notaris vermijden dat hij een klacht krijgt over de wijze waarop hij zich in een tuchtprocedure heeft verweerd?
Lees hier verder over in de noot van Martine Höfelt in aflevering 4 van het Tijdschrift Tuchtrecht 2023 van Sdu: TT-04-2023_52_Höfelt
Leonie Rammeloo deelt in dit interview in het vakblad 𝗣𝗘 𝙉𝗼𝘁𝗮𝗿𝗶𝗮𝗮𝘁 (van FBN Juristen) haar ervaringen met beroepsaansprakelijkheid en tuchtrecht in het notariaat.